Website van Hubert Klaver
Voor de jury
Geachte Jury,
Hierbij een paar opmerkingen omtrent het boek 'Zwijnenberg', avonturen in cultureel Groningen.
De verhaaltjes (eigenlijk zijn het verkapte columns) zijn ongeveer geschreven in de periode 1995-2003. Dat betekent, dat sommigen wat gedateerd zijn, vandaar dat ze ook kort ingeleid worden. Ook met het maken van de foto's stuitten we op dit probleem. De lift van het UMCG bleek bijvoorbeeld wat aankleding betreft volledig veranderd. In de inleidinkjes ben ik niet als een historicus gaan graven in de archieven. Ik heb uit mijn blote hoofd opgeschreven wat ik er nog van wist. Met uitzondering van de allereerste, nl. die over de Martinitoren. Ik ben geen historicus. Het draait ook om de verhaaltjes en de foto's. In eerste instantie dacht ik de inleidinkjes fictief te doen, maar ben ervan teruggekomen (het bleek wat verwarrend).
Een van de verhaaltjes was prijswinnend bij de Wordslam. Daar won ik de finale. Ze zijn
regelmatig voorgelezen en na een eerste selectie uit de 40, die ik er had, bleven er 29 over.
Daarbij ben ik volgens een drie categorieën schema te werk gegaan:
Moet er beslist in.
Hoeft er niet echt in.
Een tussencategorie.
Gezien de wedstrijdeisen omtrent het aantal bladzijden en de keuze van het formaat moesten er
daarna nog een aantal verwijderd worden, zodat we op 21 kwamen. Deze haalde ik uit de
tussencategorie. De volgorde is bepaald door de verschillende categorieën met elkaar af te
wisselen, zodat niet alle van iets mindere kwaliteit in het eind van het boek terechtkwamen.
De keuze van de categorieën stoelt deels op de ervaring welke columns er bij het publiek goed
in gingen.
De reden om aan deze wedstrijd mee te doen is om eindelijk eens verhaaltjes in boekvorm te krijgen. Uitgevers geven geen korte verhalen uit, of je zou een bekend schrijver moeten zijn, of je zou Martin Bril moeten heten en elke dag in de krant staan.
De figuur Zwijnenberg is ontstaan, nadat ik gevraagd was om stukjes te schrijven voor het blad 'Cultimo', een soort cultuurkrant binnen Groningen die gratis verspreid werd in de duurdere wijken van de stad. Aangezien ikzelf een beetje cultuurbarbaar ben, leek me een zo'n figuur een prima personage in die krant. Zwijnenberg zet z'n gedachten direct om in daden en dat bleek bij het publiek goed aan te slaan. Na zo'n tien afleveringen verdween Cultimo, maar ik ben ze blijven doorschrijven. Zwijnenberg is daadkracht. De zinnen zijn kort en krachtig en sluiten zodoende aan bij de personage.
De foto's zijn genomen op de diverse locaties in Groningen. De verhalen spelen
zich ook af in Groningen. Cultimo kwam immers alleen daar uit. Op de foto's
zie je mij, in driedelig pak, die figureert als Zwijnenberg. Een castingbureau
inschakelen werd veel te duur en het zou niet meevallen om een persoon te vinden,
die aan de eisen voldoet: groot, sterk, tatouages en een opvallende verschijning.
In rockcafé's misschien. In één van de verhaaltjes opereert Zwijnenberg in driedelig
pak. Aangezien ikzelf een beetje Zwijnenberg ben leek het me een goed idee om
de lezer langs de diverse locaties rond te leiden in driedelig pak. Een foto
met daarop iets dat lijkt op Zwijnenberg spreekt meer aan, dan louter de locatie
zelf. Ik heb nog overwogen om mijn schouderpartij daarbij flink op te vullen.
Zoals gezegd, niet alle onderwerpen konden worden gefotografeerd. De Stones waren eenmalig in
Groningen. Enzovoort. Voor deze gevallen hebben we foto's gemaakt die zoveel mogelijk
aansluiten bij het verhaal. Zo hebben we de 'Fluitspeler' gebruikt voor de column over het
Stadsdichterschap (De toeteraars, die verbruikte adem de lucht inblazen, brengen precies die
bedorven lucht, die we nodig hebben en drukt de frisse wind in een hoekje).
We hebben geen kleurenfoto's afgedrukt. Helemaal zwart-wit was ook niet aan de orde. Sepiafoto's leken ons te cliché. Eerst hadden we foto's met groenteint (met als achtergrond gedachte een zekere tijdloosheid in tegenstelling tot sepia, dat aan oude foto's doet denken), maar zwart-wit met kleurdetail gaf het mooiste resultaat.
Het kaft is van schuurpapier. Vanwege de schurende personage. Aangezien we een afwijkend
kaft wilden hebben (we hebben nog rubber overwogen) leek ons dat een vondst. Met het
schuurpapier vallen inhoud en vorm samen. Het formaat van het boek is hiervan afgeleid.
Hoewel, we wilden het vierkant om ook hier niet helemaal doorsnee te zijn. Veel meer variaties
zijn er ook niet. Je zou nog aan driekantig kunnen denken, maar dat wordt wat onpraktisch.
Een echt kloek formaat, passend bij Zwijnenberg, zat er niet in, ook gezien de wedstrijdeisen.
Aangezien een wedstrijdeis om voor de eerste prijs in aanmerking te komen, reproduceerbaarheid
is: het kaft is reproduceerbaar, echter het zou kapitalen kosten om het als zodanig uit te
geven. Een mogelijkheid om dat goedkoper te doen is een kaft te maken en daarbij een scan van
gebruikt schuurpapier te gebruiken, want bij louter een scan van dit kaft verdwijnt de
illusie van schuurpapier, vrees ik.
Het schuurpapier heeft zijn beperkingen. Ieder voordeel heb zijn nadeel. Je kunt het alleen
bedrukken met een zeefdruk en dat heeft weer consekwenties voor de lettergrootte en de omvang
van de tekst die je erop kwijt kunt. Een zeefdruk van een portret geeft geen mooie resultaten.
Vandaar het venster met daarin een foto van Zwijnenberg. Daarnaast is het nogal kwetsbaar: het
wordt snel smoezelig. De boekbinder moest er ervaring mee opdoen.
Het lettertype - De vormgeving.
Als lettertype is gekozen voor een aantal soorten. Volgens de vormgeefster hebben de
verhaaltjes associaties met stripverhalen, en moest er vanwege het karakter van de
verhaaltjes gekozen worden voor niet al te serieuze lettertypen.
De combinatie van de volgende fonts: Goudy Stout voor de kop van Zwijnenberg, OCR A Extended
voor de kopjes van de inleiding en Consolas voor de teksten en andere kopjes, kwamen daarvoor
in aanmerking.
Het boek oogt vierkant. Voor de goede verhoudingen zijn er toch hier en daar bij het
papierformaat wat millimeters bijgekomen of afgegaan. De tekst en foto's staan zoveel als
mogelijk gecentreerd op de bladspiegel; ook hier is rekening gehouden met de 'goede
verhoudingen'.
De papiersoort is 120 grs. biotop, een tikkeltje gelig gekleurd. De vormgeefster
wilde geen wit.
De opmaak is verder zo simpel mogelijk gehouden. Dit past het beste bij de inhoud: kort en
krachtig, en doet het meest recht aan de inhoud. Het bevat wat ongebruikelijke elementen,
zoals dat de tekstblokken niet gelijk zijn in de breedte.
Het was nog een groot probleem om aan het vormgevingsprogramma te komen (Indesign). Ook moest de vormgeefster leren ermee om te gaan. Gelukkig is dit gelukt en bleek de periode, dat ze ermee bezig is geweest erg leerzaam. Hier en daar zou er nog een klein foutje ingeslopen kunnen zijn (het tekstblokje achter de dubbele punt in het colofon-spatie). Helaas, we ontdekten het nadat we al drie uitdraaien gemaakt hadden, en opnieuw printen is nogal prijzig. Verder hebben de fotografe en de vormgeefster de vrije hand gehad in hun doen en laten en dat werkte prima.